Wanneer een pasgeboren kindje op zijn buik op de onderarm wordt gelegd en er met de achterkant van een potlood aan één kant van de ruggengraat een lijntje omlaag wordt getrokken, zal het heupje aan die kant ongeveer 45 graden naar buiten bewegen. Doe je dit aan de andere kant van de ruggengraat dan zal ook dat heupje ongeveer 45 graden naar buiten bewegen.
Zou je het nu aan twee kanten tegelijk doen, dan gaat het kindje plassen.
Deze reflex komt tevoorschijn rond de twintigste week van de zwangerschap. Bij de geboorte is deze volledig actief en tussen de 3 en 9 maanden na de geboorte moet deze reflex geintegreerd worden.
Het doel van deze reflex is het kindje te helpen om geboren te worden, want wanneer het kindje in het geboortekanaal zit en de weeën de rug stimuleren, zullen de heupen zich bewegen en het kindje helpt zichzelf dus mee naar buiten te werken.
Het spinale galant reflex zorgt ervoor dat de heup omhoog gaat aan de kant waar de lage rug of de heupen worden aangeraakt.
Elastiek van ondergoed, een riem, een te strakke boord van een broek, de lakens in bed of de rugleuning van een stoel zijn voldoende om de reflex op te wekken. Veel van deze kinderen hebben een hekel aan strakke kleren, kleren moeten los zitten, vooral rondom hun heupen, een riem dragen is niet fijn. Omdat er vrijwel altijd wel iets aan hun rug en heupen zit, zullen deze kinderen onder invloed van de ongeremde spinale galant reflex bewegen. Zij kunnen moeilijk stilzitten. Ze zijn voortdurend in de weer, schuiven continu op hun stoel heen en weer of staan telkens op van tafel. Dat gebeurt ook op school, wat ten koste gaat van hun concentratie en aandacht bij de lesstof. Wanneer de spinale galant reflex wordt opgewekt, wil de blaas ontspannen. Dat kan ertoe leiden dat zindelijk worden moeizaam gaat of dat kinderen blijven bedplassen, soms tot eind lagere school.
Een niet geintegreerd ruggengraat bekkenreflex aan één kant van het lichaam kan zorgen voor scheefstanden en scheefgroei (bijv. Ziekte van Bechterew, scoliose) van de ruggengraat en het bekken en kan als gevolg daarvan (lage) rug-, nek- en hoofdpijnklachten veroorzaken. Soms lopen kinderen (en volwassenen) met één heup wat gedraaid, wanneer er een eenzijdig niet geintegreerd spinale galant reflex aanwezig is. Door de scheefstand van de rug kunnen afvalstoffen in de rug moeilijker worden afgevoerd, waardoor verhardingen of ‘slijtage’ in het bindweefsel of kraakbeen kunnen ontstaan. Ook beknelde zenuwen kunnen het gevolg zijn van scheefstanden in de rug. Bovendien kunnen organen in de knel komen te zitten door de scheefstand van de rug, waardoor zij in hun functie beperkt worden. Hetzelfde geldt voor de balans in de hormoonhuishouding, waardoor allerlei psychische klachten kunnen ontstaan.
Bekkeninstabiliteit heeft vaak te maken met een niet geintegreerd spinale galant reflex. Overgevoelig darmsyndroom of verzakking van de baarmoeder kunnen te maken hebben met deze reflex.
Uit onderzoeken lijkt er een verband te zijn met de overdracht van geluid. Luister- en taalproblemen lijken te maken kunnen hebben met deze reflex. In de hersenen worden geluid, spiertonus en evenwicht aan elkaar gekoppeld. Geluidtrilling in het binnenoor verspreidt zich waarschijnlijk door de ruggengraat en laat daar bepaalde programmeringen meetrillen. De chemie van het bloed en spierspanning van de rug worden daardoor beïnvloed.
Bij een niet geintegreerd spinale galant reflex in combinatie met een niet geintegreerd Mororeflex zal een kind veel moeite hebben met zijn concentratie, hij kan moeilijk stilzitten en snel afgeleid zijn. Ook zijn gedachten springen vaak van hot naar her, wat leidt tot gebrek aan overzicht of het gevoel non stop te veel aan zijn hoofd te hebben. Dat kan zo heftig zijn dat hij niet meer weet waar te beginnen en nauwelijks nog tot actie komt of ontwijkgedrag vertoont voor bijvoorbeeld huiswerk of andere opgaven.
Waaraan je een niet geintegreerd spinale galant reflex kunt herkennen en wat door een niet geintegreerd spinale galant reflex kan worden veroorzaakt
- Scheefgroei van de ruggengraat, scheef lopen of lopen met één heup wat gedraaid.
- Moeite met het vinden van het zwaartepunt in het bekken, doordat het bekken telkens beweegt onder invloed van de spinale galant reflex en/of trilling in de ruggengraat door bepaalde geluiden.
- Een hekel hebben aan strakke kleding, vooral bij de heupen en de lage rug
- Moeilijk kunnen stilzitten; voortdurend moeten opstaan, wiebelen, draaien op de stoel, of steeds een arm, hand, been of voet moeten bewegen.
- ’Tics’
- Problemen met luisteren en taal
- ‘Versleten’ rug en/of beknelde zenuwen in de rug
- Verkramping (of juist spierzwakte) van de onderrug, door het vast willen zetten van de voortdurende impuls tot beweging. De andere rug- , nek- en schouderspieren worden daardoor ook in hun beweging gestoord, waardoor allerlei rug – en nekklachten kunnen ontstaan.
- Bekkeninstabiliteit
- Concentratieproblemen, gebrek aan overzicht, gedachten die van hot naar her springen, vertonen van ontwijkgedrag of maar niet tot actie kunnen komen